De Vlaming die in Brussel gaat winkelen, er uit eten of op café gaat, die er ontspanning zoekt, of er een beroep doet op overheidsdiensten, spreekt en schrijft uitsluitend en alleen Nederlands. Hij of zij spreekt of verstaat geen Frans.
De Vlaming die daarbij te maken krijgt met een verkoper, een kelner of een bediende die geen Nederlands kent, kan gebarentaal maken, een vertaler eisen, klacht indienen of eenvoudig weggaan, zonder geld achter te laten natuurlijk.
De Vlaming die in Brussel met Franstalige collega's werkt, hetzij in federale overheidsdienst, hetzij in de particuliere sector, past op kantoor en in vergaderingen strikt de regel toe, zowel tegenover ondergeschikten, gelijken als oversten:
Ieder spreekt zijn taal en verstaat de andere
De Vlaming die in Brussel als verkoper, bediende of ambtenaar diensten moet verlenen aan particulieren, zal onbekenden altijd eerst in het Nederlands aanspreken. Blijkt de cliënt anderstalig, dan kan die Vlaming overschakelen op de taal van zijn cliënt, indien hij of zij ze machtig is.
De Vlaming volgt te Brussel altijd nauwgezet deze code: