De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid heeft voor het eerst een lijvig rapport uitgebracht over de werkgelegenheid in België en alle problemen die ermee te maken hebben. De bijeengegaarde cijfergegevens moeten de beleidmakers ondersteunen bij het nemen van beslissingen met het oog op een betere tewerkstelling en het terugdringen van de werkloosheid.
Eens te meer worden de nodige cijfers effectief aangevoerd, maar
ontbreekt elke conclusie inzake de scheeftrekking van de
sociaal-economische toestand tussen de gewesten. De Hoge Raad is dan
ook samengesteld volgens het strikte Belgisch model van paritaire
verdeling tussen Vlaamse, Waalse en Brusselse kopstukken van de
Nationale Bank, de RVA, het Planbureau en de universiteiten als
federale leden en telkens twee "regionale" leden voor Vlaanderen,
Wallonië en Brussel. Voorzitter van de Hoge Raad voor de
Werkgelegenheid is federaal minister van Arbeid en Tewerkstelling Miet
Smet.
Eén en ander moet mede duidelijk maken waarom "communautair
gekleurde" conclusies achterwege blijven.
Minister Smet vond het trouwens niet nodig het rapport zelf voor te
stellen (zij zat op dat ogenblik vast in de Kamer) en liet de eer aan
ondervoorzitster Marcia De Wachter, secretaris van de Nationale Bank.
Bij het doornemen van de studie valt op dat België niet langer
benaderd kan worden als entiteit en dat er huizenhoge verschillen
bestaan tussen de drie gewesten. Eigenlijk zou men moeten zeggen
tussen Vlamingen en Franstaligen, vermits Brussel van langs om meer
aansluit bij Wallonië in de evolutie van zijn economische
activiteit.
De gegevens wijzen er eens te meer op dat Vlaanderen opdraait voor het
"levensonderhoud" van de andere twee regio's (en voor het voortbestaan
van België als dusdanig) en dat het beleid dringend conclusies
uit die toestand moet trekken. Bovendien schreeuwt die om de
mogelijkheid voor de gewesten een eigen werkgelegenheidsbeleid te
kunnen voeren.
In 1995 telde Vlaanderen 60,8% van de bevolking aan "werkenden" tegen
30,2%voor Wallonië en 8,6% voor Brussel. Tegenover 1987 gaat het
om een stijging van 1,4% voor Vlaanderen en een daling van 0,1% voor
Wallonië en 0,7% voor Brussel.
Het aantal werkenden steeg in Vlaanderen van 1987 tot 1995 met 111.000
eenheden tot 2.281.000, terwijl die stijging in Wallonië 24.000
eenheden bedroeg tot 1.130.000 en Brussel zelfs een daling kende van
15.000 eenheden tot 324.000. Gemeten naar de bevolking op actieve
leeftijd komt Vlaanderen uit op 58% terwijl Wallonië en Brussel
slechts 52% halen.
De evolutie van de werkgelegenheid heeft uiteraard in niet
onbelangrijke mate te maken met de economische groei. Die bedroeg voor
de periode 1987-1995 voor Vlaanderen 2,7%, terwijl Wallonië
uitkwam op 1,9% en Brussel nog maar 1,1% haalde.
Met de werkloosheid is het dan weer anders gesteld: gemeten naar
Europese normen bedraagt de werkloosheidsgraad in Vlaanderen 6,2%
tegen 14,2% in Wallonië en zelfs 16,1% in Brussel.
Een andere factor is uiteraard de scholingsgraad en de mogelijkheid
van het bedrijfsleven een beroep te kunnen doen op arbeidskrachten met
de nodige scholing. Dat is des te meer nodig in Vlaanderen waar vooral
de privé-sector voor banen zorgt: hier werkt slechts 14% van de
bevolking op actieve leeftijd voor de overheid, terwijl dat in de
andere twee regio's meer dan 20% bedraagt. Met dat opleidingsniveau is
het niet zo goed gesteld: van alle werkzoekenden in België volgde
57,5% slechts primair of lager secundair onderwijs; 24,3% had een
opleiding hoger secundair onderwijs en 8,7% hoger onderwijs. Van de
9,6% "overige" is de scholingsgraad niet bekend, o.m. omdat die
categorie veel migranten telt, waarvan aangenomen wordt dat zij ten
hoogste lager secundair onderwijs hebben gevolgd. In Vlaanderen rekent
men met 8,5% "overigen" terwijl dat voor Wallonië maar 5,6%
bedraagt, maar in Brussel oploopt tot 25,8%. In Vlaanderen daalt het
aantal werkzoekenden met alleen primair of lager secundair onderwijs
tot 55,9% en in Brussel zelfs tot 46,8%, terwijl het in Wallonië
stijgt tot 62,4%.
Vlaanderen heeft met 26,6% meer werkzoekenden hoger secundair
onderwijs dan Wallonië (24%) en Brussel (17,6%) en met 9% ook
meer werkzoekenden die hoger onderwijs genoten. Hier komt
Wallonië uit op 8% en Brussel op 9,9%.