Honderd jaar geleden publiceerde Emile Zola (1840-1902)
zijn beroemde "J'accuse". Het was een moedige daad van deze Franse
schrijver, die als penvoerder van het progressieve kamp
rechtvaardigheid heeft doen zegevieren in een zaak die heel Frankrijk
verdeelde. Een verjaardag die ruime aandacht verdient.
Maar wat sommigen er in de pers, o.a. in De Morgen van gemaakt hebben,
getuigt van kortzichtigheid, onwetendheid of kwade wil: Zola zou met
zijn "J'accuse" de eerste geëngageerde schrijver, de
éérste moderne intellectueel in de politiek geweest
zijn...
Wat mij al direct bij deze benadering stoort is dat de hedendaagse zelfbenoemde intellectuelen dat nu zo buitengewoon vinden dat 100 jaar geleden een gevierd schrijver plots zijn nek uitsteekt in een politieke kwestie. Ik vind dat ieder individu dat in de loop der tijden op een gegeven moment zijn gewone doening verlaat, tegen voorbestemming en sociale druk in, om aan de collectieve emancipatie te werken, bewondering verdient. Niet alleen de wereldvreemde kunstenaar die in de politiek gaat, ook de boer die opstaat tegen zijn uitbuiter, de stedeling tegen de graaf, de arbeider die vakbondsactie gaat leiden, zelfs het dorpsonderwijzerke dat in de Vlaamse beweging stapt. Wie heeft het trouwens het gemakkelijkst gehad ?
En daarbij, heel de geschiedenis vertoont intellectuelen die zich aan toegepaste staatskunde wagen, denken we maar aan Platoon met zijn experimenten op Sicilië.
Ook ten onzent zijn er voorbeelden geweest die Zola lang vooraf gaan.
Als intellectueel, als echte Verlichte, zette Verlooy zich in om het politieke bestel in progressieve zin te veranderen, hij zocht de emancipatie en de onafhankelijkheid tegenover Europese grootmachten. Vandaar ook zijn verbolgenheid over de taaltoestanden in de Nederlanden, waar het Frans zich opdringt: in zijn beroemde "Verhandeling op d'Onacht der moederlyke Tael in de Nederlanden" (1788) noemt hij het Nederlands 'de tael der Oude Belgen, de tael van den Vrydom' en wijst hij op de eenheid der Nederlanden. De grootvader van de Vlaamse beweging was dus een echte linkse rat !
Maar er zijn nog voorbeelden van moderne intellectuele Zuidnederlanders in de politiek.
Vierhonderd jaar geleden stierf Marnix van St.Aldegonde (1540-1598). Het stuk dat Jan en Annie Romein aan hem wijden in hun 'Erflaters van onze beschaving' draagt de titel "De intellectueel in de politiek". In deugdelijke Marxistische traditie plaatst het echtpaar Romein hem in de eeuwige strijd tussen vrijheid en dwang die de hele samenleving aangaat: de adellijke Marnix had als kanunnik een gemakkelijk leven kunnen aanvangen, maar deze echte Renaissance-mens wordt van jongs af aan de penvoerder van de strijders voor de emancipatie. Als theoloog (= intellectueel) kleeft hij al vlug het Calvinisme (= linkse kamp) aan in de strijd om de godsdienst (= wereldbeschouwing) en wordt hij de rechterhand van Willem van Oranje. Zoals bij een echte intellectueel, falen zijn militaire ondernemingen (de verdediging van Antwerpen), lukken zijn onderhandelingszendingen soms, maar zijn z'n literaire verwezenlijkingen groots. Omdat zijn strijd heel het volk aangaat schrijft Marnix niet alleen in de wetenschapstalen, Latijn of Frans, maar ook veel in de volkstaal: hij is een grootmeester van het proza, een hartstochtelijk dichter, één der grondleggers van het moderne Nederlands.
Het beroemdste van zijn geschriften is '
Driehonderdvijftig jaar geleden echter -helaas!- is de bestuurlijke
scheiding der Nederlanden door de Vrede van Westfalen een feit. Het
ideaal van Oranje en zijn adjudant Marnix, een algemeen Nederlands
vaderland en godsdienstvrijheid, heeft het niet gehaald.
De behoudende krachten zetten in het Zuiden, les Pays Bas Catholiques,
een charme-offensief in. Al is het Katholicisme staatsgodsdienst,
vanaf 1597 wordt niemand nog om godsdienstredenen terechtgesteld. Maar
wat belangrijker is: de Kerk zuivert interne aperte wantoestanden uit
en herpakt zich in de Contrareformatie (te vergelijken met "le nouveau
CVP est arrivé"), ze richt een eigen strijdvaardig
marketingbureau op, de Societas Jesu, en begint een nooit geziene
reclamecampagne waarvoor de beste kunstenaars worden ingeschakeld, met
name de Barok.
De Contrareformatie is de best geslaagde onderneming van de Reactie
ooit. De bakermat van het expansief Protestantisme, de Zuidelijke
Nederlanden, worden stilaan een bolwerk van gezapig conservatisme,
trouw aan de paus en de Europese overheid. Systematisch wordt het
Noorden afgedaan als de baarlijke duivel zelf. Gedurende honderden
jaren hamert men op de kleine verschillen tussen Noord en Zuid om de
grote overeenkomsten te verdoezelen. Dit mist zijn effect niet. De
woorden "België" en "Nederland", die ooit hetzelfde betekenden,
worden nu opponenten: het Zuidnederlands wordt Vlaams, het
Noordnederlands Hollands, en het Frans krijgt vrij spel. De leider van
de Conservatieven in de opstand tegen Jozef II, Henri van der Noot,
gebruikt nooit het Nederlands in zijn publicaties, al stamt hij uit de
familie van de Nederlandse dichter Jonker Jan van der Noot.
Zodanig lukt de Contrareformatie zelfs dat, wanneer de Nederlanden
herenigd worden na Waterloo en de franstaligheid zich in zijn expansie
bedreigd ziet, de Nederlandstalige proletarische analfabeten petities
tegen de Protestant Willem I ondertekenen met een kruisje (en ze
alzo hun eigen lotsverbetering aborteren).
Heel het Zuiden vergeet op den duur zijn Nederlandse vrijheidslievende
identiteit en wordt kneuterig behoudend, op enkele gekken na, de
Orangisten, de Grootnederlandse Vlaamse Bewegers, de flamingante
socialen. Want binnen het Koninkrijk België (met weliswaar een
liberale grondwet, maar uitsluitend Franstalig, met de meeste
kinderarbeid en de laagste lonen) worden grote progressieve krachten
steeds weer doodgeknuffeld: het onderwijs is Pirenniaans, het
socialisme wordt een machtspartij in franstalige handen en verhelpt
alleen zichtbare toestanden.
Zodanig is de Contrareformatie in de Zuidelijke Nederlanden gelukt
dat er vandaag de dag in wat we Vlaanderen zijn gaan noemen er enkele
intellectuelen rondlopen die zichzelf ongelovig, links, zelfs Marxist
noemen maar die niet meer inzien dat nationale strijd en sociale
ontvoogding nauw verweven zijn, dat Oranje en Marnix, Vonck en
Verlooy, voor hen Pieter de Coninc, Zannekin, Artevelde, Coutereel,
... hadden, tussen hen Anneessens, en na hen Willems, Moyson, Daens,
Borms, Van Extergem,... De Vlaamse Beweging wordt niet meer erkend als
uiting van de emancipatorische traditie maar als een reactie van
anomische pastoors, onderwijzers en andere middelmatigen. Deze
intellectuelen verdedigen België, vrucht van de Contrareformatie,
en het Verenigd Europa, het herstichte Roomse Rijk (Marc Reynebau
geeft hiervan weer een staaltje in het nummer van oktober '97 van de
Internationale Spectator). De Reactie kan tevreden zijn: echte linkse
oprispingen onder het volk, die vèrdragende gevolgen zouden kunnen
hebben, worden door de officiële linkse woordvoerders
gesanctioneerd.
Aldus zijn deze pseudo-linkse intellectuelen de "Lovensche Klercken"
van vandaag, die we, net als Marnix toen, met plezier over de hekel
halen !